Rollend door Bretagne (Frankrijk)
1. Persoonlijke gegevens
- Reisverslag van Hilde en Piet Duyck-Deruyck
Burg. Decoenestraat 10
8520 Kuurne
056 72 53 71
pietduyck@pandora.be
- Aangezien Piet huisman is mag men op elk moment van de dag proberen contact op te nemen om meer te vernemen over deze reis en reisbestemming.
- Daar Piet rolstoelgebruiker is gaat in ons reisverslag speciale aandacht naar rolstoeltoegankelijkheid.
- Als we spreken van cat. 1, 2, 3 of 4 dan verwijzen we naar het Britse logo-systeem betreffende rolstoeltoegankelijkheid:
Cat. 1. Toegankelijk voor individuele rolstoelgebruiker.
Cat. 2. Toegankelijk voor rolstoelgebruiker met begeleider.
Cat. 3. Toegankelijk voor rolstoelgebruiker die enkele stappen
kan zetten en maximaal drie treden kan nemen.
Cat. 4. Niet toegankelijk voor rolstoelgebruikers.
- Wat ons het best past en ons dus interesseert is dus de categorie 2 én onze rolstoeltoegankelijkheidsbeoordelingen zullen vooral met die categorie te maken hebben.
Piet gebruikte op die reis een gewone rolstoel van 64 cm breed en een zithoogte van 50 cm.
2. Voorbereiding
- De belangrijkste voorbereiding was te zorgen dat we konden logeren in ‘n rolstoeltoegankelijke gîte ergens in Noord-Bretagne boven de lijn Saint-Brieux – Morlaix en dit deden we via de organisatie:
Les Gîtes de France en Côtes d'Armor
7 rue Saint-Benoît-BP 4536
22045 Saint-Brieuc
Tél : 02.96.62.21.73
Fax : 02.96.61.20.16
contact@gitesdarmor.com
www.gitesdarmor.com
We regelden alles, ook de betaling, via de computer.
We vonden een rolstoeltoegankelijke gîte in Ploulec’h en dit kostte ons 390 € voor 1 week +
11 € dossierkosten. Die 401 € betaalden we vooraf in 2 schijven: ’n voorschot bij het boeken en de rest ongeveer ’n paar weken voor het vertrek erheen. Op het einde van ons verblijf, bij de afrekening, betaalden we 40 Euro voor de kuis (kan men vermijden door dat zelf te doen) en 5,95 Euro toeristentaks.
- Als reisgidsen gebruikten we: Trotter, Noord-Bretagne (van 2004) en Michelin, Bretagne (in het Frans, van 1986). Omdat we 1 of 2 uitstapjes naar Zuid-Bretagne (zeker het schiereiland Crozon en misschien Quimper en omgeving) wilden maken hadden we ook Trotter, Zuid-Bretagne mee.
- We hadden enkel ’n Michelinkaart van Frankrijk bij maar er lag ook ’n kaart van Côtes d’Armor in de gîte die we dus konden gebruiken.
Kuurne - Ploulec’h is ongeveer 720 km: op autosnelwegen via Lille, Amiens, langs Le Havre naar Caen en richting Rennes tot in Pontaubault. Verder via Dinan, St-Brieuc, Guingamp, Lannion naar Ploulec’h.
3. Logies en rolstoeltoegankelijkheid
Deze gîte in Ploulec’h is voor rolstoelgebruikers ’n aanrader en dat merk je al direct aan de deuren die voldoende breed zijn en nergens ‘n trede. Er is plaats voor 4 volwassenen en er is een kinderbed. Op het gelijkvloers kunnen 2 personen, waarvan dus de rolstoelgebruiker, logeren. In de slaapkamer is er ’n hoog – 55 cm – dubbelbed (vooral interessant voor vlotte transferts tussen rolstoel en bed en vice-versa) van 160 cm breed en circuleerruimte errond.
Ook in de badkamer is er circuleerruimte. Het toilet is verhoogd (50 cm) en er is ’n horizontale handgreep. Die handgreep en de leuning van je rolstoel helpen bij de transferts naar en van het toilet . Er is ’n douchestoel en ’n inrijbaar stortbad. De lavabo is onderrijdbaar.
Verder één grote ruime zitruimte met zetels en een open haard. In dezelfde ruimte is er het eet- en keukengedeelte met alle comfort (microgolf, vaatwasmachine, alles van servies en bestek,…).
Verder is er ook een wasruimte met wasmachine en droogkas.
Alle rolluiken in huis zijn elektrisch te bedienen.
Op het eerste verdiep is een kamer met 2 aparte eenpersoonsbeden, een aparte WC en een aparte badkamer en het kinderbedje staat in de ruime gang.
Besluit: deze gîte is groot, supercomfortabel en heel toegankelijk.
4. Bezienswaardigheden en rolstoeltoegankelijkheid
- Op het vakantiesalon van Brussel in januari vroegen we aan de Bretoense Dienst voor Toerisme wat er te zien valt in Brest maar volgens hen loont ’n bezoekje aan die stad niet de moeite maar wel de streek* ten zuiden ervan met mooie landschappen.
Brest-stad hebben we dus niet met ’n bezoekje van ons vereerd maar ’n bezoek aan Oceanopolis aan de rand van Brest loont wel de moeite al kost het 15 Euro pp én het is – bijna - rolstoeltoegankelijk met alles erop en eraan: waar nodig hellende vlakken, liften, de toiletten (ong. 155 x 150 – tenminste de enige die ik bezocht heb – met verhoogde wc en horizontale handgreep).
Oceanopolis is ’n informatiecentrum over alles wat met de oceanen te maken heeft. We hebben niet veel gelezen maar vooral veel gekeken. De mooie kleurrijke vissen in het tropische paviljoen of de pinguins in het polaire paviljoen. Haaien, zeehonden, heel mooie koralen en zee-anemonen, zeepaardjes en vissen in alle maten en kleuren.
Oceanopolis sluit zijn deuren in september evenwel al om 17h. En de catering sluit al om 14h30 behalve voor ne croissant en consoorten maar we vonden geen rolstoeltoegankelijke weg naar het croissant-en-co-buffet en dus hebben we dat buffet straal genegeerd :-) .
Alle info over oceanopolis vind je op www.oceanopolis.com en ook in Trotter, Noord-Bretagne.
Er zijn 8 voorbehouden parkings: volg daarvoor P voor mobilhomes.
- *Die streek ten zuiden van Brest bleek dan het schiereiland Crozon te zijn dus dat hebben we wel bezocht.
In de Michelin krijgt ’n bezienswaardigheid 1 * als ze “interessant” is, 2 ** krijgt ze als ze “’n omweg verdient” en 3 *** als ze “’n reis waard is”. Menez Hom (*** in die Michelin), ’n oude vulkaan en al gekend van in de prehistorie, heeft op 330m hoogte een 360° panoramisch uitzicht. Niet mis maar “’n reis waard”? Eén sterretje bleek ons ruim voldoende.
Er is parking tot bijna boven. Vandaar is er nog ’n nijdige helling tot boven en wat hobbelig.
Van daaruit naar Landevennec.
Van Landevennec (in Zuid-Bretagne) stond in Trotter Noord-Bretagne op blz 51 en 52 onder “WAARHEEN? Eigenzinnige selectie van Noord-Bretoense musea: “Landevennec: een prachtig gelegen en uiterst modern museum dat gewijd is aan de geschiedenis van de Kelten. Dit interesseerde ons want veel Bretoenen zijn van Keltische oorsprong. In Landevennec vonden we enkel ’n museum in ’n abdij maar geen Keltenmuseum. Soit.
Vandaar dan naar de verschillende kapen op dit schiereiland:
Cap de la Chèvre* was gewoon ’n tegenvaller. En van daaruit naar Pointe de Dinan was de bewegwijzering slecht.
Pointe de Dinan** was mooi maar niet rolstoeltoegankelijk.
Pointe de Penhir*** verdient wel ’n omweg want het heeft charme, zeer grillige rotsformaties, vrij mooie zichten op de kusten en inhammen. Het is de best toegankelijke én is rolstoeltoegankelijk.
In de nabijheid ’n memorial voor hen die ’n zeegraf hebben uit WO II: dat spreekt toch wel aan, enkele ongeveer 4 m hoge ankers met gedichten en teksten erop, dit naast ’n stuk van de Atlantic Wall.
Iets verderop ’n honderdtal menhirs (van de oorspronkelijk 600 die er nog waren in de 18de eeuw) van 4500 jaar geleden. De site heet Lagatjar en ook dat ademt mysterie uit. De menhirs zouden de vorm gehad hebben van het sterrenbeeld De Pleïaden.
Uiteindelijk bleek deze uitstap naar het schiereiland Crozon onze enige uitstap naar Zuid-Bretagne.
- De kust tussen Perros-Guirec en Trégastel loont de moeite. Ploumanach werd voor ons het zwaartepunt. Eerst een open-lucht-beelden-galerij met vooral beelden in het fameuze roze graniet*, zo typisch voor de Bretoense kusten. Van daaruit een fikse wandeling (toegankelijk voor rolstoelgebruikers én vooral begeleiders die tegen ’n stootje kunnen) naar en langs de kust tot aan de vuurtoren. Langs die weg, eigenlijk een verhard pad (“le sentier des douaniers”), zijn er granietrotsformaties te bewonderen maar er is toch nogal eens wat kunst-en-vlieg(symbolisch)-werk vereist om dat pad te volgen. Gelukkig zit er nu en dan wat stukken pad tussen die beter berijdbaar zijn. Vermoeiend maar zeer bevredigend als het lukt. En de fantasie stond tussendoor niet stil want bij het bekijken van die grillige rotsformaties zie je een hoedendoos, ijsberen, ’n leeuw of ’n hamburger.
Én, het weze gezegd, chapeau voor mijn begeleider, mijn dierbre echtgenote.
*Dat graniet zweeft eerder tussen grijs en roze – met grijs als hoofdtoon – maar als het graniet nat is wordt het duidelijker dat het – ’n beetje – roze is.
- Tréguier wordt beschouwd als een van de mooiste Bretoense steden en we zagen ‘n typisch Bretoens stadje met mooie vakwerkhuizen en de kathedraal die een hoogtepunt blijkt te zijn van religieuze architectuur in Bretagne. Van daaruit hebben we de de toeristische circuit du Trégor-Côte des Ajoncs gedaan. Aan de kust in Plougrescant, niet ver van het haventje van Pors-Hir vond Hilde een weggetje die leidde naar ‘n plek met ’n mooi zicht op zee waarin een prachtige verzameling van rotsformaties met tal van enorme granietblokken te bewonderen valt. Dat weggetje had 4 plaatsen die nogal rolstoelonvriendelijk waren maar ze vond het te doen want ze wilde absoluut dat ik dat ook kon zien. Wat we daar dan zagen was zo mooi dat dit zicht op die rotsformaties in zee waarschijnlijk ons het best in het geheugen gegrift zal blijven als herinnering aan onze reis naar Bretagne.
Én, het weze nogmaals gezegd, chapeau² voor mijn begeleider, mijn dierbare echtgenote.
- We volgden ook een “route touristique” uit de Michelin langs de “Corniche de l’Armorique” ttz langs de kust vanaf St-Michel-en-Grève over Locquirec en Primel naar Morlaix. Maar na wat we langs de kust zagen in Ploumanach en Plougrescant kon die Corniche ons niet echt meer boeien. Uit onverwachte hoek kwam dan toch ’n meevaller: de tumulus (of cairn) van Barnenez. Het is ’n soort grafheuvel daterend van meer dan 4000 jaar voor Christus, ’n impressionnant geval van ongeveer 75m op 28m en ongeveer 5m hoog. Je kan er enkel rond lopen maar aan ene kant kan je ’n paar gangen bekijken en aldus zien waarin de doden begraven werden.
Er is ’n stevige helling vanaf de straat door de weide naar de tumulus maar het loont de moeite, ook omdat we veel informatie kregen van ’n gids die ons en nog ’n tiental bezoekers te woord stond.
Ingang: 5 Euro maar voor ons beiden was het gratis. Aan de ingang is er ook ‘n rolstoeltoegankelijk toilet met ’n brede deur.
In Morlaix staan nog vele mooie oude huizen, soms prachtig versierd. Morlaix is in zekere zin beroemd wegens zijn “lantaarnhuizen” die uniek zijn in de wereld. De lantaarn (in de betekenis van glazen dakkoepel) geeft licht aan de kamers die zich rond en onder die koepel bevinden tenminste als ik dat goed heb begrepen bij mijn bezoekje aan de toeristische dienst want ik had al door dat die lantaarnhuizen en vooral de verdieping met hun dakkoepels niet rolstoeltoegankelijk zouden zijn. Wat ze me ook bevestigden.
- Pontrieux is ’n klein, authentiek stadje en waarschijnlijk pittoresk vanop het water met oa ’n paar tientallen lavoirs maar dat is dus voor ons niet haalbaar want die bootjes leken niet rolstoeltoegankelijk. Het leek ’n beetje “reien in Brugge”-achtig.
Vandaar naar Paimpol met ’n historisch centrum en kasseien. Verder wat langs de kust gereden met zicht op Île de Bréhat en kleine eilandjes (ook in graniet vermoeden we) die ditmaal wel begroeid waren
Vandaar naar Perros-Guirec waarvan we verwachten – men spreekt van massatoerisme in de zomer – dat dat het Bretoense Blankenberge moet zijn. Niks is minder waar: in de bebouwde kom van het stadje zelf heb je wel nog de haven en ’n bassin en ’n resem hotels en restaurants maar van daaruit geen zee te zien. Van daaruit tot het centrum van de stad is het ongeveer 1 km. Daar valt, behalve volop winkels, niets anders te zien.
Die Bretoenen zetten duidelijk hun kust niet vol met gebouwen (hotels, restaurants, winkels) zoals bij ons.
- Op onze terugreis hebben we ’n ommetoerke gemaakt om nog eens van dichtbij de Mont-Saint-Michel te bewonderen en om in de omtrek nog wat oesters en zeevruchten te kopen (veel goedkoper dan hier) voor ’n nagenieterke eenmaal terug thuis.
5. (w)Etenswaardigheden
- Heel wat Bretoense steden en dorpen beginnen met Plou, Ker, Lan, enz. Dit stamt uit het Keltisch. Zo betekent Plou (verwant met ons woord “ploeg”) “ontgonnen land” (ttz beploegd land) dat evolueerde tot “parochie”. Onze gîte bevindt zich dus – vermoeden we – in de parochie Lec’h.
- Op zondag bleek er, op enkele km van onze gîte, markt te zijn in Plestin-les-Grèves* en een plaatselijke markt mag men nooit mis lopen. Veel lekkere lokale eetwaren gekocht maar ook zeevruchten als oesters en Co, ormeaux (nooit gezien of gehoord, schijnt zeeoor te heten in het Nederlands en ze legden ons uit hoe dit klaar te maken en het bleek dan nog lekker te zijn ook) én 2 gamba’s. Maar 2 gamba’s? Jawel maar ze vulden op hun tweetjes onze pan.
Er waren ook fantastische kreeften maar hebben er geen gekocht want … ze leefden nog en bewogen dus constant en het idee dat in kokend water te moeten onderdompelen … :-( .
*Grève betekent naast “staking” ook “oever”, zowel rivier-oever als zee-oever en Plestin ligt dus niet ver van de kust ofte zeeoever.
- In Bretagne zijn er, behalve de restaurants, ook overal crêperies. Une crêpe is ’n pannekoek en dat is voor ons iets zoets. Hun pannenkoeken zijn of hartig of zoet, hartig is als maaltijd, zoet als nagerecht. De traditionele (hartig dus ttz niet zoet) is belegd met hesp, kaas en een spiegelei. En daarbij meestal gemaakt met boekweitbloem. Aanbeland op het schiereiland (Prèsqu’île de Crozon) hebben we daar voor de eerste maal kennis gemaakt met die Bretoense crêpes in Crêperie Menezgorre (rolstoeltoegankelijk; 5 à 10 Euro per crêpe naargelang het beleg) in het stadje Crozon waar ’n respectabele sympathieke oma de plak zwaait en zelf, achter de toog, de heerlijke crêpes bereid. Een aanrader dus. Aldus heeft oma er voor gezorgd dat we nog ’n paar maal crêperies hebben vereerd met ons bezoek.
Zo ondermeer in Tréguier waar Hilde ’n crêpe at met geitekaas en ik eentje met Sint-Jacobsschelpen en ’n flesje zoete cider* kon er ook bij.
Ook in Pontrieux in de Crêperie des lavoirs (crêpe moule-curry 10,50 Euro; crêpe Mexicaine 6,50 Euro): is rolstoeltoegankelijk en heeft maar één toilet én dat is toegankelijk, is ruim maar heeft geen handgrepen.
Of gewoon ’n crêpe uit de vuist eten als we ergens op ’n marktje rondwandelden.
*Die cider is dus ook ’n aanrader. Waar je wijn kan bestellen kan je ook cider bestellen. Het is lekker, minder alcoholisch (ongeveer 5°) en goedkoper én het wordt niet geschonken in glazen maar in iets kleinere halfbolle soeptassen. Niet altijd maar meestal kan je kiezen of je cidre brut of cidre doux wenst. ’n Fles cider in een grootwarenhuis kost ongeveer 2,50 à 3 Euro. In ’n crêperie 6 à 7 Euro.
- Restaurant “Le Tire-bouchon” (rolstoeltoegankelijk en vermeld in Trotter) in Lannion is een tof restaurantje en de “menu du terroir” (18 Euro) lekker en niet duur. Én hun leuze: pas de frites, pas de ketchup.
- Niet ver van de Pointe de Penhir ligt Camaret waar we langs de haven lekker gesoupeerd hebben in restaurant Le Styvel (rolstoeltoegankelijk en vermeld in Trotter, merkten we achteraf). Daar ondervonden we ook dat restaurants openingsuren hebben en dat was in Le Styvel ’s avonds om 19h.
- Bier is er ook in Bretagne maar ik drink nooit bleek bier maar wel eens donker bier zoals ’n lekker trappistje. De enkele malen dat ik een bruin biertje bestelde is het maar éénmaal gelukt dat ze dat hadden – bleek bier was er altijd – en het smaakte me. Dat biertje heette Phelomène of iets in die aard (ik kan mijn gekrabbel niet meer lezen).
- In Morlaix aten we in “Le Bains-Douches”, vroeger een badhuis en dat merk je nog aan die dito inrichting, en de chef-kok mag er wezen. We aten er heel lekker de menu (voorgerecht, hoofdgerecht en dessert, elk naar keuze uit 3 opties: 26 Euro).
Aan de ingang is er ’n trapje van 2 treden neerwaarts.
- Restaurant Digor Kalon (www.digor-kalon.com) in Perros-Guirec is betrekkelijk rolstoeltoegankelijk: bij de ingang is er 1 trede en de voordeur draait open naar buiten toe. Het toilet is lang maar nogal smal en ernaartoe zijn er treden dus niet rolstoeltoegankelijk. Het restaurant lijkt ’n museum van ouderwetse spullen en er heerst ’n studentikoze sfeer wat je ook merkt aan de gasten. Maar wat we voorgeschoteld kregen was haute cuisine. Op de menu stond er o.a. 4 tapasborden, elk bord (9 Euro) met telkens 3 verschillende tapas. We kozen dus elk 2 tapasborden en waren van plan alle tapas in twee te snijden zodat we elk 12 verschillende halve tapas zouden eten. Ze hadden er geen probleem mee dat we enkel tapasborden bestelden en het duurde lang voor we elk ons eerste tapasbord kregen. Dat het lang duurde en wat we te degusteren kregen bewezen duidelijk dat we geen diepvriestapas maar vers bereide tapas voorgeschoteld kregen: heerlijk. En ’n half uur later nog eens heerlijk.
Wat ons betreft een aanrader dus.
De Bretoenen zitten niet op hun geld, Van de 7 keer dat we buitenshuis aten klopte de rekening 4 keer niet. Drie keer was dit in ons voordeel, één keer werd een volle fles wijn aangerekend i.p.v. een halve.