Girona met vlag en wimpel
In anderhalf jaar reisde ik voor het werk tweemaal naar Girona (over de eerste keer, met vooral aandacht voor het hotel, lees je hieronder). Wat hebben we geleerd?
Om te beginnen: Girona/Gerona ligt niet in Italië (dus niet te verwarren met Verona of Genova) maar in Spanje. Meer bepaald in Catalonië op pakweg 100 km van Barcelona. Wij kozen voor een taxirit van 1 à 2 uur (afhankelijk van de drukte), maar je kunt ook de trein nemen.
Verder merkten we dat Catalanen van vlaggen houden. We zagen het bekende model met rode en gele verticale strepen, maar ook twee varianten: sommige hadden ook nog een witte ster op een blauwe achtergrond, bij andere ging het om een rode ster op een gele achtergrond. Er zou een nuanceverschil in de betekenis zitten, maar meer kwamen we niet te weten van onze plaatselijke collega’s. In elk geval: er waren geen voetbalvlaggen bij, want iedereen supportert voor Barcelona.
De smalle winkelwandelstraatjes in het centrum deden me aan bepaalde buurten in Barcelona denken, al is de Ramblas hier een stuk bescheidener. Wandelen verliep vlot, dankzij de verlaagde voetpaden, die in de hoofdstraten ook behoorlijk breed waren, en dankzij een paar heel goede rolstoelduwers. Want met een manuele rolstoel valt één ding onmiddellijk op: dit is een stad van hellingen. Verstandige mensen kiezen dan voor de lange omweg met veel bochten en een redelijk stijgingspercentage. Maar er bestaan ook tussenin doorsteeksteegjes met zeer pittige hellingen van amper 60 cm smal. Rara, waaraan de ‘locals’ de voorkeur gaven?
Waarvan ze in Catalonië zeker verstand hebben, is eten en drinken. Dat doen ze op het eerste gezicht met mate, één tapa tegelijk. Maar het verraderlijke zit hem in de eindeloze keuze, waardoor je veel meer opsmikkelt dan je zou denken. Ook bier kun je in Noord-Spanje in kleine glaasjes van 15 cl krijgen, ontdek ik. We proefden en aperitiefden tot een uur of acht ‘s avonds. Dan werd het zoetjesaan tijd voor het echte werk.
Onze twee avonden in Girona waren goed voor twee voltreffers, wat restaurants betreft. De eerste avond wandelden we onze neus achterna tot we bij Artusi belandden. De kaart is er Spaans-Catalaans met serieuze invloeden uit Italië, Japan en andere delen van de wereld. Een automatische deur, geen enkel drempeltje, hartelijke bediening en overal ruim plaats voor een rolstoel. Alleen een toegankelijk toilet ontbrak. Zelfs de rekening was prettig: hoofdschotel, dessert, wijn en water kostten 23 euro per persoon. Deze zaak blijkt ook ‘s ochtends heel populair, zagen we achteraf.
Ons tweede eetadresje was Neptú: opnieuw prima toegankelijk, behalve het toilet, en alweer een heel enthousiaste bediening. Op aanraden van onze gastheren gingen we voor een mix van typische Catalaanse gerechten om te delen. We genoten met volle teugen, alweer voor 23 euro per persoon.
Nog iets ontdekt? O ja, dat Hotel Carlemany ook toegankelijke suites heeft! Ik mocht deze keer naar de derde verdieping (kamer 312). Omdat er geen toegankelijke standaardkamer meer beschikbaar was, verbleef ik aan dezelfde prijs in een versie met zithoek, houtlaminaatvloer en twee tv’s. De twee eenpersoonsbedden vormden hier een tweepersoonsbed. De badkamer was ruim, met een drempelloze douche en een verplaatsbaar douchezitje. Het toilet had voldoende opstelruimte aan beide zijden en twee steunbeugels.
Ik moet echt nog eens terug, maar dan in mijn vrije tijd.