Van Adelaide naar Sydney (Australië)

Een blik over Double Bay, met in de verte de skyline van Sydney.

Geschreven door Pieter - Wat voorafging: 5 jaar geleden bezochten we dit verre continent al een keer. Het was januari, volop zomer, en we volgden grotendeels de kustlijn van Sydney via Melbourne tot Adelaide. “Was het niet zo ver vliegen, we zouden vaker terugkeren,” was ons besluit toen...

Het is 20 oktober, 7 uur ’s ochtends in Sydney wanneer we opnieuw voet op Australische bodem zetten. Slechts 20 uur eerder stegen we op in Brussel, de 18de.  Onderweg zijn we dinsdag 19 oktober dus kwijtgespeeld. Even vrezen we dat dat ook geldt voor onze manuele rolstoel, want we worden in Abu Dhabi opgewacht met een luchthavenmodelletje. Maar de stoel is gewoon bij de bagage gebleven en vliegt met ons mee naar Down Under.
We vliegen meteen door naar Adelaide, waar een huurauto op ons wacht voor een 3 weken-lange rit, terug naar Sydney. Recht op recht liggen die steden zowat 1500 km uiteen, maar we willen geregeld een ommetje maken. Het is hier lente, dus moeten we geen te extreem hoge temperaturen vrezen, maar toch nemen we een bidon drinkwater mee op onze rit. Ook een voorraad zonnebrandolie, factor 30, hebben we opnieuw bij. We wagen ons deze keer namelijk wat dieper in het binnenland.

Adelaide en Barosso Valley

Vorige keer verbleven we hier tijdens de zomervakantie, nu blijkt het “business as usual” in Australië. Dat merken we in het verkeer (iets drukker, maar eigenlijk nog niets in vergelijking met de Europese toestanden) en vooral als we een parkeerplaatsje zoeken. Anderzijds lijken de mensen hier altijd wel tijd te hebben voor een terrasje. Je gaat je afvragen hoe ze hier de economie draaiend houden.
Wat dat parkeren betreft: we hebben onze Europese parkeerkaart meegebracht. Je vindt hier namelijk behoorlijk veel voorbehouden parkeerplaatsen en we hebben gelezen dat de Europese kaart in Australië erkend is. Dat blijkt bij nader inzien iets te kort door de bocht. Australië  bestaat uit verschillende staten, die elk hun eigen verkeersbeleid voeren. Zo komt het dat de kaart wel in Zuidwest-Australië (met Adelaide als hoofdstad) aanvaard wordt, maar in Victoria (Melbourne) en Nieuw Zuid-Wales (Sydney) moet je officieel een ander attest voorleggen. Dat attest hadden we weken van tevoren moeten aanvragen, dus proberen we het maar overal met ons Europees model. In de praktijk levert ons dat geen problemen op.
We verblijven in het noorden van de stad. Dat betekent een paar kilometer wandelen om in het centrum te komen. We kunnen ook de (aangepaste) bus en tram nemen om de stad te doorkruisen, maar in dit lenteweertje kuieren we liever rond. We bereiken het centrum via de historische brug over de Torrensrivier. Onderweg vraagt iemand ons de weg naar de luchthaven. Alsof we hier al jaren wonen, wijzen we prompt de juiste richting aan.
Overal in de stad vind je brede voetpaden en goed onderhouden hellende vlakjes aan de kruispunten. “Dit moet een leuke stad zijn om met de scooter te verkennen,” merk ik op. Mijn woorden zijn nog niet koud of we worden voorbijgezoefd door een locale scooterrijder. Er wappert een Australisch vlagje boven zijn hoofd. Nog voor we zijn bevindingen kunnen vragen is hij alweer uit het zicht verdwenen.
De ene dag worden we op 28 graden getrakteerd, de volgende is het bewolkt en iets koeler, met af en toe een spatje regen. Maar dat betekent niet dat we de zonnecrème achterwege mogen laten. De UV-index varieert hier tussen “zeer hoog” en “extreem hoog”.
Op aanraden van de Lonely Planet bezoeken we de Japanse tuin, in het zuiden van de stad. Dit moet doorgaans een plaats zijn waar je helemaal tot rust komt, maar vandaag is er een lagere schoolklas op losgelaten. In plaats van “zen” krijgen we meer de sfeer van een zwemparadijs.

Nu onze jetlag enigszins verteerd is, zetten we koers naar de Barossovallei, wereldwijd bekend voor de wijn. We hebben een kamer geboekt in een motel in een dorpje met de merkwaardige naam Nuriootpa. We hoeven na het proeven dus niet te ver meer te rijden.
Ons eerste doel is Rockford, waar we vorige keer uitstekende rode schuimwijn vonden. Helaas, deze specialiteit wordt jaarlijks pas in december aangeboden. De uitnodiging om binnen zes weken nog eens terug te keren, moeten we met spijt in het hart afslaan. Gelukkig hebben ze nog wel meer wat de moeite waard is. Voor het vervolg van onze trip vraagt Karen advies aan een voorbijganger. Een kenner, zo blijkt, want hij loodst ons feilloos naar enkele interessante kleinere wijnhuizen.
Als we in Nuriootpa onze kamersleutel ophalen, vraagt de receptioniste vrolijk of wij ook voor het trouwfeest komen… We vrezen al voor onze nachtrust, maar de receptioniste verzekert ons dat we geen last zullen hebben. En inderdaad, het valt gelukkig goed mee.

Flinders Ranges

Zondagochtend staan we vroeg op voor een rit van 5 uur naar Wilpena Pound, het hart van het natuurgebied Flinders Ranges. Een tussenstop onderweg maken blijkt niet zo simpel, want bijna alles is gesloten op zondag. Maar het uitzicht waarmee we beloond worden, maakt alles goed. Tijdens ons vorig bezoek troffen we een indrukwekkend, maar dor landschap aan. Deze keer komen we net na een regenperiode (de eerste in 7 jaar, vernemen we) en zien we overal groen en bloemen. Prachtig! We nemen een kamer in het Wilpena Pound Resort, een soort vakantiepark. Je kunt er het natuurgebied overvliegen met een klein vliegtuigje, maar daar passen we voor.
Om 8 uur 's morgens staan we wel paraat voor een gegidste rondrit met een 4x4. De andere gasten kiezen voor het namiddagprogramma, dus krijgen wij een privébegeleiding van chauffeur Ian. Hij doorkruist tot ’s middags de kleinere paden en de steilste hellingen van het Arkaba-gebied met ons. Onderweg neemt Ian uitgebreid de tijd om ons de merkwaardige bewoners voor te stellen. Zo vernemen we dat de meeste kangoeroes hier “euro’s” zijn en dat een kangoeroemoeder twee soorten melk kan geven, als ze jongen van verschillende leeftijd heeft. Ook horen we dat er papegaaien zijn met de prozaïsche naam “Number 28”. We leren het verschil tussen eetbare en giftige nachtschade en maken van dichtbij kennis met een slome hagedis. Karen krijgt ruim de gelegenheid om het adembenemende landschap te fotograferen en er is zelfs tijd voor een stukje cake en een drankje halverwege.
Na de lunch kruipen we weer de auto in, want we willen voor valavond in Peterborough zijn, vanwaar we morgen naar Broken Hill vertrekken. De rit valt goed mee, we wanen ons bij momenten alleen op de wereld. We arriveren al kort na 15 uur … maar lezen dat de toeristische dienst om 15 uur sluit. Er is niemand meer te bekennen, maar er hangt wel een plattegrond van het stadje waarop alle hotels en motels aangeduid staan. Zo komen we vlot terecht in een goed onderhouden Budget motel.

Outback

We volgen een eindeloze snelweg door de Outback, zoals Australiërs hun binnenland noemen. De echte woestijn ligt nog een eind dieper landinwaarts, rond ons strekt zich een steppelandschap uit. De lenteregens bezorgen de natuur een uitzonderlijk groen kleedje, maar verder is er leegte zo ver als we kunnen kijken. Alleen jammer dat zo’n indrukwekkende ruwe schoonheid moeilijk in woorden te vatten is. Ook een beetje raar: tussen Zuid-Australië en Nieuw Zuid-Wales veranderen we van tijdzone. Ineens meldt een bord langs de weg ons dat we alweer een halfuur kwijtgespeeld zijn!
Kort na de middag bereiken we het vroegere mijnstadje Broken Hill. Het verbaast ons dat we hier midden in de woestenij zoveel drukte en bedrijvigheid tegenkomen. Merkwaardig is ook dat alle straten hier genoemd zijn naar een grondstof: Wolfram Lane, Bromide Street, Cobalt Street,...
De jeugdherberg is goedkoop ($55, ofwel 36 euro voor 2 personen) maar toch iets te basic voor ons: er is enkel een gemeenschappelijke badkamer en ook de kamers zijn ronduit Spartaans ingericht. Dus wagen we onze kansen elders. Er zijn heel wat hotels, motels, b&b’s en gastenkamers in de stad, maar er blijken ook veel toeristen naar hier afgezakt: er blijkt amper iets vrij. Toch hebben we geluk, want we komen terecht in een bijzonder ruime, luxueuze en rolstoeltoegankelijke chalet in de Comfort Inn. Intussen is het wel al tegen 17 uur, zodat we onze verkenning van de stad pas kunnen aanvangen tegen sluitingstijd. Nu de mijnbouw hier grotendeels gestopt is, hebben kunstenaars de stad overgenomen. Maar windowshoppen en galerijtjes bezoeken zal niet voor deze keer zijn, want we hebben nieuws gekregen. Jason uit Melbourne, die vorig jaar bij ons thuis te gast was, komt morgen onze richting uit. Broken Hill ligt ongeveer 800 km ten noorden van Melbourne. Dus als we elk 400 km afleggen, treffen we elkaar halfweg in Swan Hill. Naar Belgische maatstaven lijkt dit gekkenwerk. Alsof je vanuit Antwerpen “eventjes” naar Parijs zou rijden ... maar dit is Australië.
Het stadje Swan Hill ligt zonder overdrijven ‘in the middle of nowhere’. Sporen van menselijke aanwezigheid zien we onderweg in geen velden of wegen (er zijn zelfs geen velden of wegen). Behalve hier en daar een hagedis, komen we amper een levende ziel tegen. Dit is de echte outback. Het grootste amusement dat de weinige mensen die hier wonen rest, is voor alle nederzettingen een naam bedenken. Wij passeren creatieve pareltjes als: Tarrara, Winnininnie en de tweelingdorpjes Colignan en Nangiloc. We hebben het er nog over als we die avond samen  aan tafel zitten. Jason raakt er niet over uitgepraat dat hij ineens Belgische vrienden terugziet in een godvergeten oord als Swan Hill.

Wij vervolgen onze reis naar het oosten en belanden kort na de middag in Hay. Het stadje oogt meteen sympathiek en we besluiten er hier een rustig dagje van te maken. We regelen een kamer in een bijzonder mooie B&B en bezoeken vervolgens het museum dat gewijd is aan de belangrijkste activiteit van deze regio: de wolproductie. Het “Shear Outback” museum blijkt hoegenaamd geen stoffige, ouderwetse verzameling prullaria. Hier krijg je met alle zintuigen en multimedia het leven van de schapenscheerders voorgesteld. Het hele gebouw combineert de sfeer van de boerenbuiten met een hypermoderne architectuur en uitstekende rolstoeltoegankelijkheid. We kijken er dan ook nauwelijks van op als we op een bepaald moment door één van de medewerkers voorbijgerold worden.
We zien ook een live demonstratie van hoe de dieren professioneel van hun wollen jas ontdaan worden. In het publiek zitten mensen die opgegroeid zijn op een schapenkwekerij, wat extra pit aan de dialogen met de scheerder oplevert. Toch valt het ons op hoe iedereen oprecht bekommerd is om het welzijn van de dieren. Tijdens de demonstratie zien we goed hoe de schapen gekalmeerd worden en daarna rustig de scheerbeurt ondergaan. Ze zijn dan ook in handen van een heuse scheerkampioen.
Wij scheren ons weer weg, want we hebben gehoord dat je in de buurt een ongekend mooi zicht op de zonsondergang krijgt. Normaal wagen we ons enkel op klaarlichte dag met de auto op pad. We hebben al heel wat verhalen gehoord over kangoeroes die plompverloren recht naar je koplampen gehuppeld komen… Maar deze ene keer riskeren we ons een kort ritje buiten de bewoonde wereld bij valavond. We worden beloond met een fantastisch kleurenspektakel, tegen een bijna ongerepte horizon. Romaaantisch!

Hoeveel was het eigenlijk voor een overnachting? We zijn het vergeten te vragen en toen we hier in de B&B Lake’s Side in Hay binnenkwamen, begonnen we te vrezen dat we een beetje boven ons budget gelogeerd waren. Dit was niet zomaar wat, hier had je een eindeloze oprit die je ver weg van het straatlawaai voerde, een uitgestrekte tuin met rozen en andere geurige planten en bloemen en (de naam verklapte het al) een privé-meer. Dat we binnen af en toe een trede moeten nemen om van de ene kamer in de andere te komen, deert niet. We krijgen een prachtig appartement, met alle luxe die je je maar kan inbeelden en een koelkast die volgestouwd is met lekkers voor het ontbijt. O o, dat wordt een kostelijke grap. Maar eigenares Pat is naar haar werk en haar man Bruce is gaan wandelen (in joggingoutfit, zoals alle onbekommerde Australiërs het doen), dus de vraag naar de prijs van een overnachting blijft onbeantwoord. Pas 's morgens ontdekken we dat we amper 130 dollar (95 euro) in totaal moeten betalen, ontbijt en draadloos internet inbegrepen. Een lovende commentaar in het gastenboek dringt zich op. Eigenlijk jammer dat we maar één nacht gevraagd hebben, we hadden gerust wat langer willen blijven. Maar we stappen weer in de auto en rijden van Hay naar Wagga Wagga. Het landschap verschuift achter ons autoraampje van ultraplat tot de sterk golvende uitlopers van de Snowy Mountains, waar de Australiërs op wintersport komen. Skiën in Australië, dat we daar niet aan gedacht hebben!

Wagga Wagga blijkt een leuke universiteitsstad, met veel groen in en rond de woongebieden. Het is bovendien een stad waar dwarsliggers welkom zijn: op kruispunten mogen voetgangers hier ook diagonaal oversteken. Dat hadden we nog nooit gezien. Bij de toeristische dienst vragen we zoals gewoonlijk naar aanraders om te overnachten en krijgen een onverwacht bits antwoord: “Ik woon hier, hoe moet ik dat nu weten?” Als ik vertel dat ik zelf in het toerisme werk en dus wel weet hoe dit gaat, verandert de toon compleet en zijn we ineens beste vrienden. Vijf minuten later hebben we een reservatie van een uitstekende kamer pal in het stadscentrum op zak. Onze kamer in het Carlyle Motel is niet rolstoeltoegankelijk, maar goed genoeg voor een krukkenloper als ik. We krijgen ook een reeks tips voor uitstappen en bezienswaardigheden. “Morgen zakken duizenden mensen naar onze botanische tuin af, voor een groot festival,” weet onze kersverse vriendin van de toeristische dienst. “Jullie bezoeken onze prachtige botanische tuin dus best vandaag nog, morgen kun je dan naar de musea.” We volgen het advies, vooral omdat er voor morgen regen voorspeld wordt en we de activiteiten voor binnenshuis liever voor dan bewaren. De tuin in kwestie is misschien iets groter dan onze Leuvense Kruidtuin, maar bestaat hoofdzakelijk uit stukken gazon. Dat van die duizenden bezoekers lijkt ons toch overdreven. De voorbereidingen van het festival zijn volop bezig. We tellen een tiental kraampjes die opgesteld worden rond een rozenperk. Verder is hier amper iets te zien. De parkeerplaats heeft ruimte voor drie bussen, maximum. Als het dan ook nog gaat regenen … verwachten wij toch geen massa volk.
Geen nood, wij keren terug naar onze kamer, ontkurken één van onze aanwinsten uit de Barosso-vallei en  kruipen met een boekje in een hoekje.
Wagga Wagga (of kortweg Wogga, zoals ze het hier noemen), het klinkt wat koddig. Zelfs de Australiërs zijn er nog niet uit of de naam “plaats met veel kraaien” of “waggelwaggel” betekent. Maar wij voelen ons hier goed. We hebben meteen gezien dat iemand met een handicap in deze stad geen rariteit is. Net zoals overal waar we kwamen, grote kuststad of klein gehucht in de outback, staat het hele openbare leven open voor iedereen, met aanpassingen waar nodig. Maar hier zie je dat die aanpassingen ook door velen gebruikt worden.
Bovendien telt Wagga Wagga enkele mooie musea. Wij bezoeken het kleine maar indrukwekkende museum voor glaskunst en in het museum voor schone kunsten bekijken we een tentoonstelling met vlecht- en weefwerk van Aboriginals en een fototentoonstelling. De musea liggen naast elkaar, in het centrum van de stad. Echt de moeite waard, ideaal voor de eerste echte regendag van onze vakantie, en het kost ons bovendien geen cent. De toegang is gratis voor iedereen!
De avond vullen we heel toepasselijk met de speelfilm “Australia”, die we gratis van de receptie lenen.

Bij het ontwaken, zien we al dat de regenwolken weggewaaid zijn. Fijn! We verdelen de rit naar de Blue Mountains in twee etappes. Vandaag rijden we naar Goulburn in “the Capital State”. Dat wil zeggen dat we rakelings langs de Australische hoofdstad reizen, maar Canberra lijkt ons maar een saaie, kunstmatige plaats, dus maken we die omweg toch maar niet. Waar we niet op voorbereid waren, is het adembenemende landschap waar we mogen doorheen rijden: groene heuvels en weiden waar lammetjes grazen, klaterende beekjes en stille meren, goudgele akkers, enkele ruisende bomen. Verderop aan de horizon reiken de bergen van de Great Dividing Range naar de pluizige wolken. Boven onze hoofden vliegt er net een koppel eenden over. Paradijselijk is het woord.
Goulburn ligt er stilletjes bij op zondagmiddag. Geen toeristische dienst vandaag, dus zijn we op onszelf aangewezen om logies te zoeken. “Komen jullie helemaal uit België? Spreken jullie dan Frans of Nederlands?” vraagt de receptioniste van het motel. Nederlands? Dan wil ze ons graag aan de kok voorstellen. Het gesprek verloopt heel hartelijk. Chef Wim komt zo te horen uit het zuiden van Nederland en woont en werkt hier intussen 15 jaar.  Hij nodigt ons uit voor het avondeten en vertelt erbij dat een jonge Brit voor de achtergrondmuziek komt zorgen. We maken er een gezellige avond van.
Van Goulburn gaat het de volgende dag naar de Blue Mountains. Als we al eerder in onze nopjes waren, dan wisten we nog niet wat voor prachtige vergezichten we nu zouden krijgen. Geleidelijk wordt het landschap meer heuvelachtig en Karen zou liefst achter elke helling aan de kant gaan staan voor een fotosessie.

Blue Mountains

Tijdens ons vorig bezoek aan het knusse dorpje Leura hadden we al gehoord dat de lente eigenlijk het mooiste seizoen is in dit “tuinendorp”. De tuinen in Leura, maar ook in de andere dorpen in de Blue Mountains, liggen er in november inderdaad veelkleurig en geurig bij. Vijf jaar geleden bereikten we dit gebied in de gietende regen. Vandaag … regent het opnieuw als we Leura binnenrijden. Alleen is er deze keer geen gastheer met bananentaart om ons te troosten. Het belle époque-huis waar we vorige keer verbleven heeft nieuwe eigenaars gekregen en is volgeboekt. We hebben dus eerder deze week een kamer geboekt in de Leisure Inn, een nieuw appartementhotel in het dorpscentrum. De prijs ligt boven het gemiddelde voor ons (130 dollar voor een overnachting zonder ontbijt) en we verwachten dan ook een navenante kwaliteit. Maar terwijl buiten de regen naar beneden gutst, logeren wij in een vrij kleine kamer, met niet veel anders dan een tv en een (goed stevig) bed. Geen tafel of stoel, de telefoon- en internetverbinding werken niet. We begrijpen de situatie pas wanneer ’s nachts onze buren thuiskomen: men heeft ons in de extra slaapkamer van een tweekamerappartement gestopt en de rest van het appartement aan iemand anders verhuurd. We logeren dus eigenlijk bij de huurders van het appartement en zij hebben dezelfde sleutels als wij gekregen. Dat vinden we toch ondermaats, dus gaan we ’s morgens met de manager praten. We  krijgen gelukkig zonder veel aandringen voor de rest van ons verblijf een upgrade naar een appartement. Samen met onze logeeromstandigheden zijn ook de weersomstandigheden verbeterd. We rijden een dorp verder naar Katoomba en bezoeken al even de rotsformatie “Three Sisters”, die de grote toeristische trekpleister hier is. We maken ook van het lentezonnetje gebruik om een uitgestippelde (geasfalteerde) rolstoelwandeling door de eucalyptusbossen te maken. Adembenemend is hier niet het juiste woord,  de geur van de bomen trekt juist helemaal onze longen open. Onderweg zien we kleurige bloemen en passeren we enkele prachtige uitkijkplaatsen. Er is ook een grappige mevrouw uit Sydney die haar groene papegaai in een kooi op haar rug meedraagt. Ze stond net voor ons aan de informatiebalie, om te vragen of “Birdy” mee op wandel mocht. Eigenlijk zijn huisdieren verboden in het natuurreservaat, maar als de papegaai netjes in haar kooi blijft, mag het van de baliemedewerkster.
De volgende dag bekijken we de beroemde Blauwe Bergen van heel dichtbij. Scenic World biedt een totaalpakket om het natuurgebied te verkennen. Eerst nemen we een bergtreintje. Waarom we op de tonen van Indiana Jones vertrekken, merken we al vlug: het gaat steil omlaag door een pikdonkere tunnel die dwars door de rotsen gehouwen is. Brrrr! Als we uitstappen, bevinden we ons in de vallei vanwaar een houten wandelpad ons tussen de boomtoppen van het regenwoud voert. Een groot gedeelte is rolstoeltoegankelijk (al moet je wel een aantal treden doen) dus staat ons niets in de weg om tussen lianen en grillige bomen dit prachtig stuk werelderfgoed te ervaren. We keren terug met een kabelbaan en maken daarna nog een oversteek (heen en terug) in een gondel met doorzichtige bodem. Het hele programma heeft ons 28 dollar (21 euro) per persoon gekost, wat het ons echt wel waard is.
Dat we dit allemaal onder een stralend zonnetje hebben mogen ervaren, blijkt een meevaller, want een dag later liggen de Blauwe Bergen onder een dikke grijze mist. Aan de uitkijkpost van de “Three Sisters” is geen enkele Zuster meer te zien. Een bus vol Japanners staat er wat sip bij.

Sydney

Sydney ligt op amper twee uur rijden, dus hoeven we ons niet te haasten. We besluiten meteen even naar het operagebouw te rijden en daarna pas het hotel op te zoeken. Het weer is een heel stuk beter dan gisteren en aan de haven zijn we heus niet de enigen die van de zon genieten. Overal rond en op de trappen van de Opera zitten de terrasjes aardig vol. Dat hebben ook de meeuwen gezien. Echte schavuiten, die beesten: ze wachten niet eens tot de mensen vertrokken zijn om het eten van de tafeltjes te pikken. We nemen ook inlichtingen over de begeleide bezoeken aan het gebouw. Daar waren we vorige keer tot onze spijt niet aan toegekomen. We krijgen de raad om meteen te reserveren voor de rolstoeltoegankelijke rondleiding (om 12 uur 's middags), want het aantal deelnemers is beperkt. Dat wordt iets voor zondag.
Hotel Bayview Boulevard ligt heel centraal aan één van de hoofdstraten, de Williamstreet. Wij krijgen een kamer op de 16de verdieping. Onder het hotel bevindt zich een parkeergarage, met drie treden naar de lift, vanwaar we meteen naar onze verdieping kunnen. We vinden geen boekje met praktische info op onze kamer, dus moeten we wat vaker naar de receptie. Het valt ons wat tegen dat daar jonge mensen in opleiding aan hun lot overgelaten worden. Ze zijn duidelijk overstrest en onvoldoende op de hoogte. Liever dan iets na te vragen, raden ze gewoon naar de antwoorden op onze vragen.
Die zondag is het een druilerige dag in Sydney. We slapen lekker uit en gaan op verkenning door de stad.  Het duurt even eer we het hotel waar we vorige keer verbleven terugvinden, want het blijkt van naam veranderd. Verder lijkt er niet zoveel veranderd aan de stad, want we herkennen veel plaatsen waar we eerder waren. Alleen komen we opvallend veel (blanke) clochards tegen. De crisis heeft hier dan toch zijn tol geëist.

Het bezoek aan het operagebouw is een echte aanrader. Wij hebben het geluk om in een heel klein gezelschap de rondleiding te volgen (met, behalve ons, nog slechts 2 Amerikaanse dames). We krijgen dus alle gelegenheid om vragen te stellen en foto's te nemen. De gids moet wel regelmatig improviseren, want de normale route is deels afgesloten voor het publiek. Uitgerekend die avond worden namelijk de Australische muziekprijzen uitgereikt, met optredens die live vanop de trappen van het operagebouw uitgezonden worden. Om ons heen is het uren van tevoren al een drukke bedrijvigheid van roadies, tv-technici, artiesten en veiligheidsmensen. Nietsvermoedend kruisen we verschillende Australische celebrities, zeker als we na de rondleiding onze weg naar buiten zoeken. Om de vijf voet botsen we op een dubbelganger van "de Joerie" (aai!) die ons diets maakt dat we niet door mogen zonder de juiste badge. Uiteindelijk weten we in het kielzog van een paar beroemd uitziende passanten de uitgang te bereiken. Buiten staan de limousines al aan te schuiven.
Onze route terug naar het hotel voert ons dwars door de indrukwekkende botanische tuin, waar we gezellig de rest van de namiddag doorbrengen. Tot we ineens een eigenaardig gekrijs horen. In de boomtoppen boven ons zien we enkele pakketjes hangen, elk ter grootte van een kloeke wespennest. En dan ontvouwt er zich een stukje van: een leerachtige vleugel rekt zich loom uit. Blijkt dat we ons vlak onder een groep ontwakende "vliegende honden" bevinden. Dat zijn vleermuizen met een wolfachtige kop en - zoals we even later zelf mogen vaststellen - een spanwijdte van ruim een halve meter. Het is bijna valavond, dus beginnen die beestjes stilaan aan hun ontbijt te denken. Bij nader inzien, hangen er nog enkele tientallen exemplaren in de bomen rondom ons. Karen schiet nog snel een paar foto's en dan maken we ons toch maar uit de voeten.

George, een geboren en getogen Sydneysider, ontmoetten we 5 jaar geleden in de winkel van zijn zoon. Toen had hij opgetogen gereageerd op het nieuws dat wij "near Brussels" woonden, want hij had prachtige herinneringen aan ons landje. Hij was nog altijd onder de indruk van de wereldexpo die hij in 1958 als jonge twintiger bezocht én van de hulpvaardigheid van de Belgen. Jawel. Dus had hij ons bij onze eerste ontmoeting een pak uitstekend reisadvies gegeven. Sindsdien hebben we contact gehouden en nu, op onze laatste dag in Australië, neemt hij ons mee naar "zijn" noordoost-Sydney. "Door de ogen van onze bezoekers ontdekken we ons land telkens opnieuw," bevestigt zijn vrouw Shirley. Als dat zo is, hebben ze die middag samen met ons een schat aan indrukken en herinneringen gesprokkeld.
Op aanraden van George brengen we onze huurauto een dag vroeger binnen. Zo sparen we een dag parkeergeld uit, wat we de volgende ochtend besteden aan een taxirit naar de luchthaven. “België? Toch niet simpel, zo'n land met drie (!) taalgemeenschappen. Heeft dat eigenlijk iets met Napoleon te maken? Want Waterloo, dat ligt toch ook bij jullie?” We happen even naar adem als onze taxichauffeur zomaar uit de losse pols zijn kijk op ons landje geeft. Het blijft onwezenlijk, hoe ze hier aan de andere kant van de wereld op de hoogte zijn.

Het is 10 november, 7 uur 's ochtends in Zaventem wanneer we voet op vaderlandse bodem zetten.

Pieter en Karen poseren aan de beroemde opera van Sydney.

Vanaf Circular Quai lijkt het operagebouw van Sydney wel een zeilschip in de zee.

Op een bankje met een wijds landschap op de achtergrond.

Naarmate we meer landinwaarts trekken, wordt het landschap ruwer en minder groen.

Hoe goed vond je dit reisverslag?: 
Nog geen stemmen